Citaat uit Nestor-kroniek (11e eeuw) over Samojeden

interne link   (gebruik de browserknop om terug te gaan)

decoratie thumbnail

mail to oldsam.info for information on this site

spacer

Nu zal ik u het verhaal vertellen dat ik vier jaren geleden gehoord heb van Gyuryata Rogovitch, een bewoner van Novgorod.
Hij zei: ’Ik zond mijn booodschapper naar Petchora, naar het volk dat belasting betaalt aan Novgorod. Daarna ging hij naar het land van Joegra waar de mensen een onbegrijpelijke taal spreken en in het Noorden zijn hun buren Samojeden.’
Maar Joegaren vertelden de de boodschapper: ’Wij ontdekten een natuurwonder waar wij nog nooit van hadden gehoord, en het is al drie geleden, over de bergen die reiken tot aan de Poolzee en hoog zijn tot in de hemel. En er is veel geschreeuw en herrie en iemand is in die berg aan het graven in een poging er uit te komen. En er is een klein gaatje gemaakt in de bergen waardoorheen zij met elkaar kunnen praten.
Maar hun taal is onbegrijpelijk. Als zij moeten vragen om ijzer, wijzen zij naar ijzer en maken bewegingen met hun handen. Als iemand hun een mes of een strijdbijl geeft, geven zij er pelzen voor terug.
De weg naar deze bergen is erg onbegaanbaar vanwege kloven, sneeuw en bossen. Daarom gaan wij er nooit heen. Het pad leidt ook naar het Noorden.’
(Nestor Kroniek, 11e eeuw)